Ballenbak

IKEA, bij de hotdogs.
Mama: ‘Dus je vond het wel leuk in de ballenbak.’
Isabel knikt.
Mama: ‘De volgende keer wil je wel weer?’
Zus: ‘En dan moeten we weer zeggen dat ze drie is hè?’
Mama: ‘De volgende keer dat we hier zijn is Isabel al wel echt drie.’
Papa: ‘Of vijf.’

Quiet signs

Quiet signs is een groeiende fotoserie. Afwezigheid fascineert me. Van een bord zonder boodschap gaat een mooie stilte uit.

Lijf

Op internet zag ik een animatie van een meisje. Met een gerafelde, korte spijkerbroek en wit T-shirt tot net over haar tepels liep ze je uitdagend tegemoet. Als je over het scherm veegde, kon je haar inzoomen en van alle kanten bewonderen.

Via suggesties onder deze video belandde ik in de wereld van puberkanalen. Daarop zie je bijvoorbeeld een jong meisje dat bij een jongen op zijn rug springt. Of een kussengevecht in een meisjesslaapkamer. Betekenisloos maar oogverblindend. Vanwege de onweerstaanbare combinatie van jeugdigheid en ontluikende seksualiteit.

Hun filmpjes zijn soms miljoenen keren bekeken. Wat betekent dat zij met puppygedrag meer verdienen dan bijvoorbeeld de vlogger Matthias Wandel, houtbewerker en programmeur. Een geniale man die alle machines in zijn werkplaats zelf bouwt.

Jeugdigheid zal die magische uitwerking altijd behouden. Maar de schoonheid van jonge mensen is een fantastisch cadeau van de natuur. En een animatie de fantasie van een illustrator.

Wat mensen bindt is dat het leven voor ons 365 dagen per jaar aan staat. Topjaar of klotejaar, er bestaat geen deleteknop, time-out of terug naar start. Sterker nog, hoe langer we leven, hoe verder we aftakelen. Wie daar aan het einde nog om kan lachen of waardig dood gaat, verdient lof. Wie met leven anderen inspireert of perspectief biedt, verdient eeuwige roem.

Ik ben nu 43 en ik kan u zeggen dat ik momenteel niets aantrekkelijker vind dan een man of vrouw van boven de vijftig met ideeën, zelfspot en een lijf waar goed voor is gezorgd.

Misofonie

Vandaag stapte ik met koffer en gitaar in de trein naar Amsterdam. Bij Den Bosch zette ik de gitaartas tussen mijn benen om plaats te maken voor een vrouw van rond de zestig. Kortgeknipt, zelfbewust, slank. Zij had een cello bij zich in zo’n voorgevormde koffer en zette die naast mijn gitaar. Ik pakte mijn boek, zij haar dichtbundel. Geamuseerd door dit schoonzwemmen vroeg ik me af wie ik naast me had.

Had ik dat maar nooit gedaan. Een grommetje, meer was het niet. Niks aan de hand. Gewoon een grommetje. Kikker in de keel. Grommetje. Mijn god. Weer een grommetje. Please-o-please, laat dit gewoon een kikker zijn, in haar keel.

Bij elke tweede strofe van elk gedicht schraapte ze verpletterend onbewogen haar keel. Alsof ze het zelf niet merkte. Je zag het ook bijna niet. En het erge was: ik kon erop wachten. Of kón…Met een gitaar tussen mijn benen en geblokkeerd door een cello moést ik er wel op wachten!

Als kind vertelde een vriendinnetje me over een gekmakende, middeleeuwse martelmethode: iemand bindt je liggend vast en pletst dan onregelmatig maar onophoudelijk een dikke druppel water op je voorhoofd. Rond Amsterdam Amstel kon ik nergens anders aan denken. Ik was al lang gestopt met lezen en concentreerde me op mijn ademhaling, bomen, de brillen van mijn overbuurvrouwen, iéts. En ik bad om een zeer middelmatige machinist, want met sadistische fantasieën heb je hier goud in handen. Door grijzend de deuren op slot te houden zouden we dezelfde dag nog ons eindstation binnendruppelen.